De Raad voor de Rechtspraak laat zich in een advies aan minister Asscher positief uit over de vernieuwing van het ontslagrecht. Maar de Raad heeft bedenkingen bij het voorgestelde vergoedingensysteem, waardoor het er allemaal niet eenvoudiger op wordt. De Raad voorziet meer rechtszaken.
De Raad is het met het wetsontwerp tot wijziging van het ontslagrecht eens dat het ontslagstelsel tot ongelijke behandeling kan leiden. Werkgevers kunnen nu nog kiezen tussen ontslagaanvraag via het UWV of ze kunnen naar de kantonrechter stappen. In het nieuwe voorstel bepaalt het UWV over ontslag vanwege langdurige ziekte of als een bedrijf moet reorganiseren, terwijl alle andere, meer persoonlijke, ontslagredenen aan de kantonrechter kunnen worden voorgelegd.
Meer mogelijkheden
De veel ruimere mogelijkheid om hoger beroep en cassatie in te stellen kan op steun van de Raad rekenen. ‘Mensen kunnen een eenvoudige parkeerboete bij de hoger beroepsrechter aanvechten, maar zoiets belangrijks als wijziging van hun inkomenspositie momenteel niet.’ Ook het idee dat iedere ontslagen werknemer in beginsel recht heeft op dezelfde transitievergoeding, kan op steun van de Raad rekenen.
Extra procedures
Het wetsvoorstel zou volgens Asscher een ‘dejuridiserend’ effect moeten hebben op de ontslagpraktijk, maar volgens de Raad werkt het wetsontwerp op bepaalde fronten juist extra procedures in de hand. Zo moet de werkgever eerst proberen de werknemer te herplaatsen, eventueel na scholing. Welke functies moeten dan als passend worden beschouwd, vraagt de Raad zich af.
De Raad vindt het systeem van vergoedingen te gedetailleerd. Ook bij andere regelingen heeft de raad bedenkingen. Bijvoorbeeld bij de ‘waslijst van ontslagcriteria waaraan de rechter zich zou moeten houden.’ De rechtspraak denkt meer kosten te gaan maken en daarom jaarlijks 6,4 miljoen euro meer nodig te hebben voor extra rechtszaken in eerste aanleg en in hoger beroep.