In beginsel gelden voor alle werknemers dezelfde regels met betrekking tot het inhouden en afdragen van loonheffingen. Gelijke monniken, gelijke kappen. Dit verandert echter als een van de werknemers ‘toevallig’ een kind van de werkgever is. Dan gelden in bepaalde gevallen afwijkende regels en onder voorwaarden kan de werkgever profiteren van een vereenvoudigde regeling voor de aangifte loonheffingen.
De afwijkende regels gelden zéker niet in alle gevallen. Als voor een ‘meewerkend kind’ dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden als voor alle andere werknemers en er sprake is van een gezagsverhouding (wat bijvoorbeeld met zich brengt dat hij bij disfunctioneren kan worden ontslagen), heeft het kind gewoon een echte dienstbetrekking. Hij is dan verzekerd voor de werknemersverzekeringen en de werkgever moet de algemeen geldende regels voor de loonheffingen toepassen.
Fictieve dienstbetrekking Dit wordt echter anders als er een overduidelijk verschil is tussen de arbeidsvoorwaarden van het meewerkende kind en die van zijn collega’s. Overheerst de familierelatie en is er daardoor geen sprake van een ‘zakelijke’ gezagsverhouding, dan is het kind in fictieve dienstbetrekking. Hij is dan niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Onlangs nog oordeelde Rechtbank Den Haag dat een vrouw die jarenlang werkzaamheden had verricht voor de bv van haar vader niet was verzekerd voor de werknemersverzekeringen vanwege het ontbreken van een gezagsverhouding (LJN: CA4017). Dit betekende dat zij na haar ontslag geen recht had op een werkloosheidsuitkering.
Verplichtingen Doordat er wel een fictieve dienstbetrekking is moet de werkgever aan een aantal verplichtingen voldoen. Hij is inhoudingsplichtig voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen en moet de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet betalen. Ook gelden alle bijbehorende administratieve verplichtingen, zoals het bewaren van een kopie van het identiteitsbewijs van het meewerkende kind.
Vereenvoudigde regeling In het kader van de administratieve lastenverlichting mag de werkgever voor meewerkende kinderen onder bepaalde voorwaarden een vereenvoudigde regeling toepassen voor de inhouding/afdracht van loonheffingen. Deze houdt in dat de werkgever voor de meewerkende kinderen slechts één keer per jaar loonheffingen hoeft in te houden en af te dragen. De voorwaarden zijn als volgt.
- Het kind is uitsluitend verzekerd voor de volksverzekeringen en de Zorgverzekeringswet. Dit betekent dat de regeling alleen kan worden toegepast als het kind in fictieve dienstbetrekking werkzaam is.
- Het kind werkt in de onderneming van zijn ouder(s) én behoort tot het huishouden van deze ouder(s). Voor uitwonende kinderen mag de werkgever de regeling dus niet toepassen.
- Het kind is 15 jaar of ouder.
- De werkgever moet vóór de eerste loonbetaling de naam, het adres en het burgerservicenummer van het meewerkende kind opnemen in zijn loonadministratie.
- De werkgever mag de regeling pas toepassen nadat hij hiervoor toestemming heeft gekregen van de Belastingdienst.
Jaarlijkse aangifte Als de Belastingdienst toestemming geeft om de vereenvoudigde regeling toe te passen, gelden de volgende spelregels.
- De werkgever houdt de loonbelasting/premie volksverzekeringen één keer per jaar in en wel op de eerste werkdag van het volgende kalenderjaar. Op datzelfde moment betaalt hij ook de werkgeversheffing Zorgverzekeringswet.
- De werkgever gebruikt voor de aangifte een apart loonheffingennummer. Dat nummer kunt u aanvragen met het eerdergenoemde formulier ‘Melding loonheffingen werkgever van meewerkende kinderen’.
- De wedrkgever hoeft voor de meewerkende kinderen geen loonstaten in te vullen.
- De werkgever bewaart de loonspecificatie bij de loonadministratie.
- De werkgever past de loonheffingskorting toe.
- De werkgever doet binnen één maand na afloop van het kalenderjaar digitaal aangifte. De aangifte over 2013 moet uiterlijk op 31 januari 2014 bij de Belastingdienst binnen zijn.
Kost en inwoning Voor meewerkende kinderen gelden specifieke regels met betrekking tot bepaalde verstrekkingen, namelijk inwoning, maaltijden en kleding. Deze regels gelden ook voor meewerkende kinderen die in echte dienstbetrekking werkzaam zijn. Voor meewerkende kinderen die bij de werkgever in huis wonen geldt bij toepassing van de werkkostenregeling een normbedrag van € 5,25 per dag. De werkgever mag vervolgens bepalen of hij dat bedrag in de vrije ruimte laat vallen of dat hij dit tot het loon van zijn kind(eren) rekent. Wordt de werkkostenregeling nog niet toegepast, dan wordt de waarde van de inwoning per meewerkend kind gesteld op 15% van de huur of de huurwaarde. Voor maaltijden geldt bij toepassing van de werkkostenregeling een normbedrag van € 3,05 per maaltijd. Past de werkgever de werkkostenregeling nog niet toe, dan gelden de normbedragen van de regeling voor maaltijden in bedrijfskantines, te weten € 4,45 voor een warme maaltijd, € 2,30 voor een (koude) lunch en € 2,30 voor een ontbijt. De werkgever moet het aantal maaltijden vanzelfsprekend registreren.
Kleding Tot slot gelden er ook specifieke regels voor kleding die de werkgever aan zijn meewerkende kinderen geeft. Bij toepassing van de werkkostenregeling geldt de factuurwaarde (inclusief btw) van de kleding als loon. De werkgever mag ervoor kiezen om dit in de vrije ruimte te laten vallen. Wordt de werkkostenregeling niet toegepast, dan gelden de volgende normbedragen: € 29,25 per maand, € 6,75 per week en € 1,35 per dag.
Advies Een werkgever die één of meer kinderen laat meewerken in zijn onderneming moet zich goed realiseren dat als de familieband op de werkvloer duidelijk merkbaar is, er sprake is van een fictieve dienstbetrekking. Met als gevolg dat het meewerkende kind niet is verzekerd is voor de werknemersverzekeringen, wat zeer ongunstig uitpakt als het kind op een later moment aanspraak wil maken op een werkloosheids- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Kiest men toch voor de fictieve dienstbetrekking, dan kan de werkgever wel profiteren van een vereenvoudigde regeling voor het inhouden en afdragen van loonheffingen.